FONTANEL

De dag, en daarmee zijn kindertijd, ontspoort als Koen op een ochtend tevergeefs in zijn ijshockeytenue op zijn vader en moeder wacht om hem weg te brengen. Het huis is vreemd leeg. Ook op straat is geen mens te bekennen. Om de tijd te doden springt hij op het ouderlijk bed en probeert hij zijn oudere zus, die overstuur lijkt, te laten schrikken. Er dreigt iets mis te lopen, maar de onbevangen jongen kan niet bevatten wat.